Ik behoor tot de gelukkigen in Nederland die het zich kunnen veroorloven om voor huishoudelijke inkopen vrijwel uitsluitend biologische producten te kiezen. Volgens ketenorganisatie Bionext is het marktaandeel van biologisch voedsel 3.2%. Dat het tussen 2019 en 2020 niet gestegen is, komt vooral door de hogere prijs van biologische producten. Dat klopt, mijn inkopen zijn inderdaad duurder. Bij verse producten is dat ook afhankelijk van welke (seizoens-)producten je kiest, maar veel basis producten zoals zuivel of bakolie zijn altijd duurder.
Ik kan dat prijsverschil goed betalen. Volgens de CBS statistieken heeft ongeveer 30 procent van de Nederlandse gezinnen een inkomen dat vergelijkbaar of hoger is dan ondergetekende. Ook is het zo dat veel boeren in Nederland de omslag willen maken naar een biologisch bedrijf, maar kunnen dat niet omdat de vraag naar biologische producten tekort schiet. Een rekensom geeft aan dat als 30 procent van de Nederlandse gezinnen (die het zich volgens mij kan permitteren) grotendeels biologisch voedsel zou inkopen, kunnen hierdoor ongeveer 15.000 boeren de transitie naar biologische productie maken.
In dit geval kan de consument dus een groot verschil maken. Waarom zou je het doen? De keus voor biologisch heeft mijn leven een stuk waardevoller gemaakt. De producten hebben meer smaak (voller, minder water, steviger groente & fruit), en mijn gezondheid wordt niet bedreigd door residuen van pesticiden en chemische additieven (waarvan het gebruik niet afneemt). Ook lever ik een bijdrage om de achteruitgang van insecten, habitat verlies door stikstofuitstoot en water verontreiniging te stoppen. Maar het belangrijkste is dat ik hiermee 15.000 boeren de kans geef om de transitie te maken naar een waardevoller bedrijfssysteem.
Waarom zou je het niet doen? Inderdaad, de prijs is hoger, maar de baten zijn groot: denk aan je gezondheid, aan een goed gevoel door je verantwoordelijkheid te nemen, en aan de verbinding met biologische boeren. Een ander argument dat vaak wordt gebruikt is dat als we morgen geheel overstappen naar biologische landbouw, kunnen we niet de gehele wereld voeden. Er zou een tekort van ongeveer 20 procent ontstaan. Maar als het overstappen naar biologisch samen gaat met de transitie naar andere productiemethoden, minder vlees eten van de intensieve veeteelt en minder voedselverspilling, dan is de afname van productie door biologisch te produceren makkelijk op te vangen.
Kortom, ik begrijp niet waarom 30 procent van Nederland niet zijn of haar verantwoordelijkheid neemt, voor jezelf, je eigen kinderen en voor de aarde. Als je bij stukje denkt weer zo’n preek waar ik niks mee kan, luister dan naar het lied van Nynke Laverman getiteld ‘your ancestor’, misschien raakt dat een andere snaar.
Jan Joost Kessler (eerder ingezonden brief Trouw)
blog
Zakendoen met de pesticidenindustrie achter gesloten deuren
De EU-lidstaten en de Europese Commissie nodigen uitsluitend de industrie uit over de toelating van pesticiden tijdens een workshop in Braunschweig, Duitsland, van 5 tot 7 december 2023
Brancheverenigingen zoals Croplife, die grote pesticiden bedrijven als Bayer, Syngenta, Corteva en BASF vertegenwoordigen, werden exclusief door de nationale autoriteiten en de Commissie uitgenodigd om de voorwaarden voor de toelating van pesticiden te bespreken. Het past in het bredere patroon dat de industrie uitsluitend door de vertegenwoordigers van de lidstaten wordt uitgenodigd voor zogenaamde ‘zonale’ bijeenkomsten. Ministeries van Landbouw, de nationale vertegenwoordigers (degenen die stemmen op de officiële ScoPAFF-bijeenkomsten voor pesticiden ) en nationale toelatings-instanties komen regelmatig bijeen in de 3 toelatingszones (Noord, Centraal, Zuid) om hun beleid inzake de toelating van pesticiden op elkaar af te stemmen, regelmatig ook met de industrie. De industrie werd in 2016 zelfs uitgenodigd voor een speciale workshop in Dublin , terwijl andere belanghebbenden zoals NGO’s niet werden uitgenodigd of geïnformeerd. Er wordt nu opnieuw een speciale workshop georganiseerd in Braunschweig, Duitsland, 5-7 december 2023 . De industrie krijgt op deze manier de kans haar beleidswensen op het gebied van verdere harmonisatie, gemakkelijke toegang van pesticiden tot de markt en kostenreductie te verwezenlijken. Ze zullen er ook in slagen om stevige banden op te bouwen met de nationale vertegenwoordigers, ook tijdens diners en koffiepauzes in de wandelgangen. Persoonlijke banden die ook zullen worden gebruikt bij toekomstige belangenbehartiging. De lidstaten en de Commissie stellen op deze manier de belangen van de industrie, die puur commercieel zijn, op de eerste plaats, terwijl ze de belangen van andere belanghebbenden negeren, die de gezondheid van het publiek en het milieu verdedigen. De wettelijke verplichting om een “onafhankelijke, objectieve en transparante beoordeling” te maken wordt daarmee ernstig geschonden.
1. Inleiding tot de regelgevingswereld rond pesticiden
De regulering van pesticiden is vijftig tot zestig jaar geleden geleidelijk tot stand gekomen, maar is er nog steeds niet in geslaagd de regelgeving aan te passen aan de huidige normen. Een groot belangenconflict is de regel dat de industrie haar eigen producten test. Grote fraudeschandalen in de jaren 80 (IBT, Craven Laboratories) veranderden niets aan dit conflict en er werd alleen een certificaatplicht (GLP, Good Laboratory Testing) aan het testen toegevoegd. Nog steeds kunnen de autoriteiten niet garanderen dat de testen correct worden uitgevoerd of dat de uitkomst correct wordt vastgelegd. De volgende stap is de beoordeling door de zogenaamde rapporterende lidstaat (één lidstaat die het voortouw neemt) van de beoordeling van het door de industrie ingediende dossier. Opnieuw is deze evaluatie (de zogenaamde DAR, Draft Assessment Report), documenten die over het algemeen honderden/duizenden pagina’s beslaan, geschreven door de industrie. De industrie test niet alleen haar eigen producten, maar schrijft ook haar eigen risicobeoordeling. Slechts af en toe voegt de Rapporteur conclusies toe aan de DAR, of hij/zij het daarmee eens is of niet. De evaluatie wordt ondersteund door zachte wetgeving, richtlijnen genoemd, die de regels bevatten voor het uitvoeren van een evaluatie of risicobeoordeling. Ook deze richtlijnen zijn in veel gevallen geschreven door de industrie en omvatten niet de huidige wetenschappelijke inzichten. Dit was het geval bij de richtlijn over bijen uit 2010 , de richtlijn over insecten uit 2002 (die tot op de dag van vandaag nog steeds wordt gebruikt), over vergelijkende beoordeling en vele andere richtlijnen. De industrie schrijft haar eigen regels . Met als gevolg dat de biodiversiteit niet wordt beschermd, zoals blijkt uit de voortgaande ineenstorting van de biodiversiteit in landbouwgebieden . Bovendien probeert de industrie, met haar diepe zakken, beleidsmakers op alle niveaus te beïnvloeden .
De Voedselautoriteit EFSA werd opgericht om het laatste wetenschappelijke woord te hebben over de evaluatie van pesticiden door een peer review te publiceren over de DAR, maar opnieuw werd de EFSA overspoeld met deskundigen uit de industrie en leek ze zelfs een voorkeur te hebben voor standpunten van de industrie. Dit was bijvoorbeeld het geval bij een EFSA opinie over kankerverwekkende stoffen waarin ze stelt dat die op een veilig niveau kunnen worden gebruikt , net als de industrie. In één geval werd een complete industriële lobbygroep omgevormd tot een EFSA-expertgroep , die een instrument promootte (TTC, Threshold of Toxicological Concern) dat kosten voor de industrie zou besparen en dure dierproeven zou vermijden. Het is niet toevallig dat de meerderheid van het EFSA-management dat zich bezighoudt met pesticiden een industriële achtergrond heeft of andere tegenstrijdige banden heeft, zoals lid zijn van een industriële lobbygroep . Concluderend kan worden gesteld dat de regulering van pesticiden grote belangenconflicten met zich meebrengt bij het testen en de risicobeoordeling, en de neiging heeft de huidige wetenschappelijke inzichten te negeren. En niet doet wat het moet doen: mens en milieu beschermen.
2. Braunschweig zet de belangen van de industrie op een platform
De bijeenkomsten van de vertegenwoordigers van de lidstaten in de drie toelatingszones voor pesticiden zijn van groot belang voor de industrie. Vertegenwoordigers van de lidstaten zijn degenen die beslissen over pesticiden. Zij stemmen in het regelgevend comité ScoPAFF. Het hebben van exclusieve ontmoetingen met hen is een lobbymogelijkheid van onschatbare waarde, vooral als andere belanghebbenden zoals NGO’s worden uitgesloten. Er kunnen geheime deals worden gesloten zonder dat iemand over hun schouder meekijkt. En veel vertegenwoordigers van de lidstaten zouden hetzelfde doel kunnen hebben als de industrie: proberen de kosten omlaag te brengen en de toelating van pesticiden te vergemakkelijken. Voor de industrie die de testverplichtingen probeert te verminderen (en kosten te verlagen) en voor de lidstaten die graag minder beoordelingen willen uitvoeren, terwijl ze vaak al onderbezet zijn, komen hun belangen bij elkaar. Er zijn bijeenkomsten voor de Noordelijke, Zuidelijke en Centrale Zone en de industrie werd de afgelopen jaren exclusief voor elk van deze bijeenkomsten uitgenodigd, doorgaans jaarlijks voor de bijeenkomsten voor Midden/Zuid en Noord. En dit is ook het geval voor een aantal andere interne bijeenkomsten, zoals deelname aan de risico-enveloppe bijeenkomst (2010), PAI-bijeenkomst, post-approval issues (2017), SUR, richtlijn duurzaam gebruik (2018), en de EPPO-expertgroep over ‘minor use’ (2018). En er is geen openbare informatie over deze bijeenkomsten of hun notulen. Voor elk van hen werd de industrie exclusief uitgenodigd, waardoor alle andere belanghebbenden deze kans werd ontzegd. Maar de industrie wilde meer. Ze vroegen om een workshop over dezelfde onderwerpen (minder testen, kostenreductie) en kregen hun zin in Dublin (2016) met geweldige mogelijkheden om netwerkbanden te creëren met de besluitvormers tijdens diners, koffiepauzes en wandelgangen. De bijeenkomst werd jarenlang geheimgehouden. Nu vroeg de industrie opnieuw om een exclusieve workshop en opnieuw kregen ze hun zin, nu in Braunschweig, 5-7 december 2023.
Het is zeer oneerlijk om beleid of afwijkingen op het gebied van autorisatie uitsluitend met alleen de industrie te ontwerpen, maar het is ook een duidelijke schending van de regels voor het uitvoeren van een onafhankelijke, objectieve en transparante beoordeling als basis voor besluitvorming (art. 36.1 van de pesticiden verordening 1107/2009 en art. 6.2 van Verordening 178/2002 van de EU-levensmiddelenwet).
3. Welk beleid wordt tijdens de vergaderingen besproken of herzien?
Zowel het bedrijfsleven als de nationale autoriteiten (ministeries van landbouw) streven naar een verdere ‘harmonisatie’ van de besluitvorming over pesticiden, en mogelijk zelfs naar het volledig afschaffen van de nationale toelating. Voor de industrie zou dit de kosten besparen van het testen en ontwerpen van dossiers over het pesticideproduct (de formulering), voor de ministeries (en de daarmee samenhangende toelatingsinstantie de kosten van evaluatie. Beiden hebben ook belang bij het wegnemen van ‘blokkades’ bij het op de markt brengen van pesticiden en bij ministeries van gemakkelijke toegang tot pesticiden voor ‘hun’ boeren. Beiden zijn ook niet erg geïnteresseerd in de doelstellingen van de pesticiden verordening, de bescherming van burgers en hun milieu. Dit maakt de exclusieve bijeenkomsten tussen de industrie en de lidstaten des te twijfelachtiger. Alle onderwerpen die in Dublin en Braunschweig worden besproken, gaan over kostenreductie en geen enkele gaat over het vergroten van de bescherming van burgers en het milieu, zoals bijvoorbeeld het beter beschermen van omwonenden. Wederzijdse erkenning is een belangrijk wel besproken onderwerp, waardoor studies in andere EU-landen kunnen worden erkend, ook tussen zones, waardoor kosten voor de industrie worden bespaard. Een andere is ‘minor use’, een bepaling die pesticiden voor ‘kleine’ gewassen toestaat zonder een goede veiligheidsevaluatie, wat goed is voor de industrie en de ministeries en hun boeren. Een ander voorbeeld is de toxiciteit van de formuleringen, de feitelijk gespoten mix van pesticiden + coformulanten (effectiever doden), waarvan de rechter al heeft uitgesproken dat die getest moeten worden, maar er alleen wordt gebroed op manieren om dat te vermijden. Een ander voorbeeld is de ‘risico-envelop’, waarbij gewassen worden gegroepeerd om individuele evaluatie van de veiligheid te voorkomen. En de industrie zal aandringen om de landbouw zo intensief te houden als deze is, door het gebruik van drones, genetisch gemanipuleerde gewassen, precisielandbouw en allerlei technische ‘oplossingen’ om programma’s voor de reductie van pesticiden te vermijden. En om de implementatie van preventietechnieken en niet-chemische methoden (IPM, Integrated Pest Management) te vermijden. Een wettelijke vereiste voor boeren sinds 2014.
Thea heeft Parkinson en ziet met lede ogen de velden geel worden
Toen we dit verhaal over glyfosaat en Parkinson in mei vorig jaar schreven werd het landbouwgif nog beoordeeld als ‘het zal wel meevallen’. Een jaar verder denken velen er anders over. Daarom opnieuw relevant.
Ze woont op het platteland, groeide op op een loonbedrijf, heeft zelf Parkinson en ziet het veel om haar heen. “Laten we stoppen met bestrijdingsmiddelen!”
“Vroeger spoten ze het landbouwgif tot in de sloot. Nu blijven ze een meter uit de kant. Dat is geen verbetering, dat is het bewijs dat ze zelf ook wel weten dat ze ongezond bezig zijn.” Thea heeft Parkinson en ziet met lede ogen de velden op het Sallandse platteland in deze tijd van het jaar weer geel worden. Ik zag laatst een groep kinderen langs zo’n spuitende trekker fietsen. Het liefst had ik ze gewaarschuwd.
Want dat het van die bestrijdingsmiddelen komt, die Parkinson die ze heeft, daar is Thea wel van overtuigd. “We hadden thuis een loonbedrijf, vroeger gebruikten ze een stof, daar waren ze drie dagen later nog geel van. Ze konden het niet eens van hun handen en armen afwassen. Dat komt dan na een dag spuiten terug op het bedrijf, dat spul zit nog in hun kleren, ze nemen het mee het huis in… overal heeft het gezeten. Mijn broer en zus hebben ook Parkinson gekregen.”
“Ik neem mijn vader niks kwalijk. In die tijd wisten ze niet beter. Maar dat is nu wel anders. Wie nu nog deze ziekmakers gebruikt, die weet zelf ook wel wat ervan komt. Zelf lopen ze het meeste gevaar, vooral als ze geen beschermende kleding dragen, en dat doen de meeste niet. Maar de omgeving loopt ook gevaar. Van de acht werkzame stoffen, vind je er zes van drie kilometer verderop in de natuur nog weer terug. En dan zie ik soms motors crossen op zo’n land dat bespoten is…”
Acht werkzame stoffen, de onderzoeken gaan altijd over ieder stofje apart. Maar de overheid heeft nog nooit de werking van een cocktail van bestrijdingsmiddelen onderzocht. In zijn boek ‘De Parkinson pandemie’ legt Bas Bloem de desastreuze werking bloot.
“LTO roept boeren niet op te stoppen met roundup, die adviseert het land zo snel mogelijk om te ploegen om een negatief imago te voorkomen. En intussen maar volhouden dat die gele velden gezond zijn. Hier in de buurt ken ik best wat landbouwers die ook Parkinson kregen. In Ommen doen ze zelfs een proef met lelieteelt op een drinkwatergebied. Ik heb de wethouder daar over gemaild, maar daar krijg je geen fatsoenlijk inhoudelijk antwoord van. Gek hè, dat Vitens moeite heeft gif uit grondwater te verwijderen.”
Als je een spuitinstallatie op het land ziet, is dat overigens niet altijd vanwege een bestrijdingsmiddel. Tegenwoordig wordt ook stikstof vaak gespoten in plaats van gestrooid.
Als je Thea niet goed kent, zou je niet zo maar zien dat ze Parkinson heeft. Het trillen wordt onderdrukt door de medicijnen. Maar “Parkinson is net als een ijsberg. Je ziet er maar een klein beetje van. Parkinson openbaart zich pas wanneer zeventig procent van de dopamine weg is. Maar voor je aan die zeventig procent bent is dat gelukshormoon al wel minder sterk, dat merk je dat vooral in je hoofd. Ik ben veel halsstarriger en vasthoudender geworden. We hebben onze kinderen daar een boek over laten lezen, hoe een mens verandert door Parkinson, want ze hebben een andere moeder gekregen. Meer afgevlakt, door gebrek aan dopamine ben ik minder blij, maar ook minder verdrietig.
Ook als Parkinson in de hersenen belandt, zit het al veel langer in je lichaam. Het begint meestal in de darmen, het lichamelijke ongemak en alles wat er in je hoofd gebeurt, is al veel langer aanwezig dan op dat moment dat je het aan de buitenkant ook kunt zien.”
Aan de overkant van de weg staat bij Thea al jaren achtereen maïs. “Daar gaat eerst roundup op en dan later nog een keer spuiten tegen onkruid Maar dit jaar komen er aardappelen. Die moeten bijna iedere week bespoten worden. En daarna gaan ze open en bloot achter op een trekker met de hand verkeerde aardappelplantjes wieden. Want als er bij de oogst te veel afwijkt, kan dat niet meer op de export. Die knapen achter op de trekker. Je ziet ze dan al zo over dertig jaar Parkinson hebben… Want zo lang duur het vaak voordat de ziekte zich openbaart. De pandemie die we nu hebben is toen al begonnen. Door landbouw, maar ook door de industrie. Ik zat voor de motoriek op een boks-klasje voor mensen met Parkinson, van de drie mensen waren er twee in aanraking geweest met bestrijdingsmiddelen en een die altijd met oplosmiddelen gewerkt had. Er zijn nu ook al jongeren van nog geen 20 jaar oud met die ziekte…”
Het liefst zou Thea aan iedereen willen vertellen dat we met die bestrijdingsmiddelen in de landbouw moeten stoppen. Maar ze wil ook weer niet het etiket hebben dat ze het er altijd over heeft. “Ik ben er in mijn hoofd toch veel mee bezig. Aan de andere kant: het kan ook gewoon zonder. En er zijn inmiddels onderzoeken genoeg die het directe verband tussen bestrijdingsmiddelen en Parkinson bewijzen. Daarom werk ik mee aan dit interview. Want het verhaal moet wel verteld worden.”
Door: Harrie Kiekebosch
Uit: Hier in Salland
Waarom we véél meer boeren nodig hebben (en hoe we dat voor elkaar krijgen)
In 2040 kunnen we een heel ander landbouwsysteem hebben, weet Anne van Leeuwen. Zonder landbouwgif, kunstmest en monoculturen. En met méér boeren, in plaats van minder. Maar dan wel regeneratieve boeren die het landschap herstellen en hun gemeenschap van mensen, dieren, planten en microben voeden. Anne: “Op Bodemzicht zien we elke dag dat dit mogelijk is.”
Ruim 3,5 jaar geleden kwamen Anne van Leeuwen en haar partner Ricardo Cano aan op boerderij Bodemzicht in Malden, net onder Nijmegen. Op vijf hectare gedegradeerde landbouwgrond gingen ze aan de slag. Inmiddels is de boerderij een oase van leven. De no-dig moestuin – waarin niet gegraven, geschoffeld of geploegd wordt zodat het bodemleven haar gang kan gaan – voorziet ruim honderd gezinnen en zes restaurants wekelijks van gifvrije groenten, kruiden en eetbare bloemen. Ook vind je er 249 kippen, die steeds naar een ander stukje veld verplaatst worden zodat ze de bodem niet uitputten, maar juist vruchtbaarder maken. En de bomen van het agroforestry project, die staan deze lente voor het eerst in bloei.
“We hebben zeker vierduizend fruit- en notenbomen geplant, zoals kersen en kastanjes”, vertelt Anne, “en rondom het agroforestry-veld vind je eetbare hagen, met tientallen soorten bessen. Eigenlijk planten we de hele dag door. Er staan hoge bomen, lagere bomen, daaronder struiken en daaronder weer een kruidlaag, waar bijvoorbeeld ook aardbeien groeien. Zo bootsen we de opbouw van een natuurlijk bos na en creëren we een veerkrachtig geheel, net zoals in een rijk ecosysteem.”
De no-dig moestuin op Bodemzicht (links) en Anne van Leeuwen en Ricardo Cano (rechts). Foto’s door: Gabriela Hengeveld voor We Are The Regeneration
Hoe worden we weer inheems?
“Eigenlijk is de kernvraag van deze eeuw: hoe worden we weer inheems?”, stelt Anne. “Inheemse gemeenschappen leven al duizenden jaren in harmonie met hun omgeving. Ze dragen zorg voor al het leven, en dat over meerdere generaties heen.” Deze verantwoordelijkheid is geen last, weet Anne, maar één van de mooiste dingen die er is. “Want als je jouw gemeenschap voedt, krijg je ook direct feedback. Niet alleen van de mensen die onze groentepakketten en klimaateieren ophalen, maar ook van alle dieren die hier wonen of hun voedsel vinden.” Terwijl ze het zegt, pakt ze haar verrekijker erbij. “Kijk, daar! De bonte vliegenvangers bedrijven de liefde.”
“We hebben méér boeren nodig die op menselijke schaal en in verbinding met het land werken”
Méér boeren, niet minder
Als het aan Anne ligt, is in 2040 twintig procent van de bevolking weer boer, in plaats van de huidige halve procent. “We hebben méér boeren nodig die op menselijke schaal en in verbinding met het land werken”, zegt ze. Dit is niet alleen gezonder voor al het leven, maar ook productiever, als je het goed aanpakt, weet Anne, die de tuinders op Bodemzicht fatsoenlijk kan betalen. “Een levende bodem brengt namelijk meer voedsel voort en de aanwezigheid van bestuivers verhoogt de productiviteit van gewassen. Alleen daarvoor moeten we weer leren luisteren naar al die soorten. Zodat we ontdekken hoe we met ze kunnen samenwerken, in plaats van ze te onderdrukken met chemische middelen.”
De oogst op boerderij Bodemzicht. Foto’s door: Gabriela Hengeveld voor We Are The Regeneration
Plaatsgebonden landbouw
“Rondom steden liggen veel kansen voor kleinschalige regeneratieve boerderijen, want daar zit een makkelijke optie voor directe vermarkting aan burgers”, weet Anne. Op het platteland ziet ze – ook in 2040 – opties voor meer grootschalige landbouw. Maar altijd zonder pesticiden, kunstmest, megastallen en monoculturen. “En iedere boerderij is plaatsgebonden. Dus bij alles wordt de vraag gesteld: hoe doe ik recht aan deze plek? Met Bodemzicht zitten we bijvoorbeeld in een bosrijk gebied op zandgrond, dus daar passen bomen, heggen en struiken goed bij. Maar op een andere plek past een andere vorm van landbouw weer veel beter. Zoals grazers op grasland of moeraslandbouw in het veenweidegebied.”
“Ik wil geen franchise worden, ik wil dat héél veel mensen een regeneratieve boerderij starten die bij hen past”
Om hier te komen hebben we volgens Anne plaatsgebonden landbouwonderwijs nodig. Daarom werkt Bodemzicht met leerlingboeren en heeft de boerderij onlangs – samen met Lenteland en Decade of Action – de Regeneratieve School gelanceerd: een decentraal onderwijsnetwerk van regeneratieve pioniers die hun kennis willen delen. Anne: “Ik wil dat héél veel mensen een regeneratieve boerderij starten, die bij hen én hun context past. In plaats van dat we overal Bodemzicht-franchises gaan openen. Plaatsgebonden diversiteit is de sleutel tot succes.”
Eerlijke prijzen
“Voedsel moet een eerlijke prijs krijgen én iedereen moet toegang krijgen tot eerlijk voedsel”, stelt Anne. Daarom pleit ze voor true cost, oftewel de echte prijs. “Want op dit moment worden de kosten van bodemdegradatie, ziektes zoals Parkinson en het ministerie van stikstof allemaal afgewenteld op de belastingbetaler en zitten ze niet in bij de prijs van goedkope aardappelen. Doen we dat wel, dan wordt gifvrij, gezond en lokaal voedsel vanzelf de goedkoopste optie. En dus de meest betaalbare optie voor iedereen.”
Boerderijen die hun voedsel nu al toegankelijker willen maken, kunnen kiezen voor een solidair betaalmodel, net zoals Bodemzicht doet. Anne: “We geven de deelnemers van onze Community Supported Agriculture tuinderij drie opties: een laag, redelijk en goed tarief. Het idee is dat mensen die een goed tarief kunnen betalen het mogelijk maken voor mensen die minder te besteden hebben om voor het lage tarief te kiezen. Zo zorgt de gemeenschap voor balans en krijgen onze tuinders eerlijk betaald.”
Ook landbouwgrond moet weer betaalbaar worden, zodat nieuwe regeneratieve boeren makkelijker een plek kunnen vinden, vindt Anne. “Daarom zijn initiatieven zoals Lenteland, die grond uit de economie halen en gemeenschappen in staat stellen om mede-eigenaar te worden van boerderijen, zo belangrijk. Het zorgt ervoor dat we als mensen weer samen zorg kunnen dragen voor een plek en daar vervolgens ook met z’n allen de vruchten van plukken. Die verbinding – met het land en met elkaar – is wat ons mens maakt.”
Uit: Hier in Salland
Door: Nadine Maarhuis
Boerderij Bodemzicht. Foto: Gabriela Hengeveld voor We Are The Regeneration
Landbouwgif en medicijnen
We liepen dit weekend vrienden van ons, die iets verderop wonen, tegen het lijf. Ze waren net terug van twee weken vakantie aan zee en na wat kwebbelen over hoe warm het was geweest (erg warm!) en hoe heerlijk het aan zee is vergeleken met bij ons in het binnenland (heerlijk!), vroeg de man wat wij met de olijven van plan waren.
Dat zit namelijk zo. In deze tijd van het jaar begint Jan en Alleman flink tegen de olijfvlieg te spuiten. Onze vriend (en ook andere buren) vraagt het elk jaar wel een keer en elk jaar opnieuw leg ik met groeiend ongeduld uit dat wij absoluut geen gif gebruiken.
Helaas zijn we één van de weinigen. Van iedereen die wat olijfbomen heeft, gewoon voor de olijfolie voor eigen gebruik, horen we in deze tijd van het jaar, afhankelijk van het weer, voorspellingen over de olijfvlieg. Deze vlieg komt als de temperatuur niet te hoog is en als het vochtig is. Ik kan nog wel begrijpen dat een boer die olijfolie moet verkopen om rond te kunnen komen, gif gebruikt. Hobbyboeren zouden dat echter echt niet moeten doen, vind ik. Daarnaast krijgen echte boeren bijscholing over het gebruik van gif en hobbyboeren doen maar wat.
Na een week van elke dag minimaal 37 graden was voorspeld dat het gisteravond zou gaan plenzen (geen drup gevallen!) en dat het 20 graden zou worden. De zon schijnt momenteel volop, geen wolk te bekennen. Het waait alleen wel stevig.
De frantoio (olijvenpers) stuurt berichten over de vlieg naar al hun klanten, zowel de landbouwbedrijven als de individuen. Onze vriend krijgt ook deze waarschuwingen en neemt die bloedserieus. Hij is gisteren een paar uur gif over zijn olijfbomen gaan spuiten. Dat gif maakt alle insecten dood en ook veel kleine andere beestjes. Dat interesseert hem niet. Hij is alleen geïnteresseerd in zijn opbrengst olijfolie. Hij zegt dat hij in het voorjaar weekenden aan het snoeien is geweest en het gras onder de bomen meerdere keren heeft gemaaid en dat al dat werk niet voor niets kan zijn. Hij praat echte boeren na, alsof het werken buiten alleen werk is en geen hobby.
Toen hij zei dat het gif, dat men hier ‘medicijn’ noemt, na 40 dagen helemaal is verdwenen en dus geen kwaad doet aan onze gezondheid, moest ik mezelf echt inhouden om hem niet te beledigen. Ik vind dit soort korte termijn denken oerdom.
Ik dacht dat we inmiddels allemaal wel wisten dat onze gezondheid nogal sterk samenhangt met de gezondheid van alles om ons heen en dat gif spuiten grote gevolgen heeft voor onze omgeving. We hebben nauwelijks nog vogels afgezien van duiven, eksters en kraaien. Vuurvliegjes zien we bijna nooit meer. De olijfvlieg wordt elk jaar een groter probleem omdat er steeds minder natuurlijk evenwicht is (zonder vogels die die vliegen kunnen eten, zonder spinnen en hagedissen die ze vangen). Alles staat met elkaar in verband en vergt een langetermijnvisie. Maar … niemand hier wil naar mij luisteren en ze vinden mij zelfs behoorlijk irritant omdat ik niet in hun redenering meega.
Als klap op de vuurpijl kreeg ik voor de zoveelste keer te horen: als jij ziek bent neem je toch ook medicijnen? Een vergelijking die totaal niet klopt want het gif tegen de vlieg is geen medicijn. Niets of niemand wordt er beter van, het maakt alleen heel veel beestjes dood. Helaas gebruikt iedereen altijd deze achterlijke vergelijking om het gebruik van landbouwgif goed te praten.
Wij wachten zoals elk jaar gewoon af of we olijven kunnen oogsten. Ons plan tegen de olijfvlieg op de lange termijn is om meer en meer ‘inula viscosa’ (kleverige alant) tussen de olijfbomen te zetten. Hierin kan een plaag zitten die zich voedt op de larven van de olijfvlieg. Zo ook in de ‘spino di giuda’ (de valse christusdoorn), die heb ik op meerdere plekken geplant nadat ik er zaden van heb laten uitkiemen. Maar … voordat we hiervan het effect gaan zien zullen er nog wel wat jaren nodig zijn. Ik weet dat het bijna zinloos is omdat wij de enigen zijn die deze planten gebruiken en rondom ons zullen er steeds meer olijfvliegen zijn. Maar, wie weet kan ik af en toe iemand overtuigen van deze aanpak.
Italië, Willemijn Lindeboom 28/08/2023
CRISPR-Cas doet geen recht aan het leven
EKOLAND 15 augustus 2023.
Deel 1 Edith Lammerts van Bueren over gentechnologie en de biologische landbouw.
„Een plant is een samenhangend, levend organisme en meer dan een zak legostenen.” Wageningse Emeritus hoogleraar biologische veredeling Edith Lammerts van Bueren legt uit waarom de gentechnologie niet past bij de biologische landbouw. In een uitgebreid interview, dat opgeknipt is in drie delen gaat zij in op de gevolgen voor de biologische sector wanneer de huidige Europese GGO wetgeving versoepeld wordt. Dit eerste deel gaat over de waarden van de biologische landbouw en waarom gentech hier lijnrecht tegenover staat. „Een plantwaardige veredeling hoort bij een biologische manier van denken.”
Gentech is verboden in de biologische landbouw. Lammerts van Bueren stond in de jaren ’90 aan de wieg van deze regelgeving. In 1992 heeft Europa de biologische landbouw erkent en daarmee zijn de officiële Europese regels geformuleerd. Uitgangspunt was, en is, dat gangbaar zaad alleen met een ontheffing te gebruiken is in de biologische landbouw wanneer het niet biologisch beschikbaar is. Toen de gentechdiscussie in de jaren ‘90 oplaaide, moest heel duidelijk gemaakt worden wat het standpunt was vanuit de biologische sector ten opzichte van deze nieuwe technieken.
Internationaal raamwerk
Onder druk van de opkomende gentech werd het stimuleren van biologische veredeling én het formuleren heldere argumenten over waarom bepaalde technieken niet passen in de biologische landbouw essentieel. Lammerts van Bueren ontwikkelde in opdracht van LNV vanuit het Louis Bolk Instituut in samenwerking met andere organisaties zoals het Zwitserse FIBL in een internationaal gedragen raamwerk, waarin veredelingstechnieken kunnen worden beoordeeld. Dit raamwerk is nog steeds actueel.
Tot op celniveau
Gentechnieken worden in het raamwerk opgedeeld in drie groepen: op veldniveau (het klassieke kruisen en selecteren), op celniveau (bijvoorbeeld via embryo rescue) en op DNA niveau (gentechnologie). De biologische landbouw wil ‘binnen het gebied van zelforganiserend leven blijven’ en accepteert daarom alleen veredelingstechnieken die ingrijpen tot en met het celniveau. Rechstreeks ingrijpen in het DNA van een plant is in de biologische veredeling niet toegestaan.
Kiezen voor levende samenhang
De cel is binnen de biologie de laagste eenheid van zelf-organiserend leven. Lammerts van Bueren vindt dat er in de gangbare landbouw met een reductionistische blik te sterk gefocust wordt op de genen van een plant. „Een plant is meer dan een zak legostenen. Een plant is een samenhangend, levend organisme. Zodra je de celwand oplost, ontdoe je de plant van zijn eigenheid.” De biologische landbouw wil vanuit die werkelijkheid werken: dat is ecologische efficiëntie. Je kan dan wel een andere vorm van efficiëntie hebben, maar vroeg of laat keert dit tegen je. Dat hebben we ook gezien in de gangbare omgang met de bodem; het is prachtig dat je precies weet wat kunstmest bevat, maar het blijkt dat de bodem meer nodig heeft dan een paar mineralen. Een bodem kan niet leven zonder humus en dus niet zonder levende compost of stalmest. De biologische landbouw wil uit de reductionistische manier van denken stappen en werken vanuit levende samenhang.” Lammerts van Bueren haalt Einstein er bij: ´als je oplossingen zoekt in de manier van denken die ook de problemen heeft voortgebracht, schiet je er niet veel mee op´.
„Ik ben er heilig van overtuigd dat gentech niet de heilige graal is”
Edith Lammerts van Bueren
„Binnen dit gebied van leven zijn nog genoeg mogelijkheden, ik ben er heilig van overtuigd dat gentech niet de heilige graal is. Maar we moeten wel de handen uit de mouw steken.” Bijvoorbeeld in het project Bioimpuls, dat is in 2009 gestart. Binnen dit project wordt doormiddel van biologische veredeling gewerkt aan phytophthora resistentie. Recentelijk is het programma met tien jaar verlengd.
Gestolde waarden
CRISPR-Cas valt onder de derde generatie gentech (zie kaders). Opvallend daarbij is, dat volgens Lammerts van Bueren de voorstanders van de nieuwe gentechnieken zich negatief uitlaten over de vorige generaties, terwijl die destijds als de heilige graal van de toekomst werden gepresenteerd. Voor haar relativeert dit de waarde van deze technologieën. „Bij de presentaties van de drie technologieën hoor je steeds de voorstanders tegen de bio landbouw zeggen ‘we willen toch beide een duurzame wereld?’ waarbij ze een oproep doen aan de biologische landbouw om de regels te versoepelen.” De omgekeerde wereld volgens Lammerts van Bueren, want regels zijn uitdrukking van de onderliggende waarden. ‘Gestolde waarden’ zoals zij dit noemt. Het is aan de sector zelf om deze waarden te bepalen, niet aan de wetgever of buitenstaanders. „Als je de regels oprekt, vraag je in feite de waarden op te rekken. De regels voor de biologische landbouw bestaan uit een doordacht systeem gebaseerd op vier kernwaarden: gezondheid, ecologie, eerlijkheid en voorzorg. De koepelorganisatie International Federation of Organic Agricultural Movements (IFOAM), bestaande uit 800 organisaties uit 117 landen formuleerde deze waarden in een democratisch systeem in 2005. Een proces dat twee jaar heeft geduurd.” Deze kernwaarden staan recht tegenover de gentechnologie en het businessmodel hierachter.
Onbewust generatie bioboeren
Er is een groep Nederlandse consumenten die zich zorgen maakt om de keuzevrijheid voor gentechvrij eten, en hiervoor al een petitie tekende. Opvallend genoeg lijkt de gentechdiscussie vrij geruisloos aan een grote groep biologische boeren in ons land voorbij te gaan. Lammerts van Bueren heeft hiervoor wel een verklaring.
„In de biologische landbouw zie je een nieuwe generatie boeren, die de discussie in de jaren negentig niet heeft mee gekregen”
Edith Lammerts van Bueren
„In de biologische landbouw zie je een nieuwe generatie boeren, die de discussie in de jaren negentig niet heeft mee gekregen. Voor hen is dit ‘nieuw denken’. Door het voorliggende wetsvoorstel komt er nu een nieuwe opening voor gentechnologie en start de discussie weer opnieuw.” Naarmate de biologische landbouw groter wordt en er nieuwe spelers bijkomen worden de belangen steeds groter: er valt te verdienen aan deze sector. Het is volgens Lammerts van Bueren in het belang van grote gangbare toeleveranciers dat de bioboer positief tegenover CRISPR-Cas staat.
Tegen deze nieuwe generatie boeren zou Lammerts van Bueren graag willen zeggen: ‘ga voor kwaliteit en respecteer de eigenheid van de plant’. Lammerts van Bueren hamert er op, dat de biologische landbouw gecertificeerd is om zijn productieproces. Veredeling is onderdeel hiervan. „Het doet er toe hoé het product tot stand komt. Ook veredeling moet voldoen aan de waarden van de biologische landbouw. Respect voor de integriteit en eigenheid van de plant is daarbij essentieel. Net zoals we niet de snavels van kippen afknippen: we passen de eigenschappen van een levend wezen niet aan om economisch efficiënt te kunnen boeren. Het gaat om de heelheid van het leven. Een plantwaardige veredeling hoort bij een biologische manier van denken. Als dit een hogere prijs betekent, zal de sector het verhaal beter aan de consument moeten uitleggen. Gangbaar is eigenlijk te goedkoop en dat zou niet de maatstaaf moeten zijn. De dwang van de grootschalige keten die hoge productie, lage kosten en uniformiteit eist gaat ten koste van duurzaamheid. Er zijn steeds meer consumenten die uit deze vicieuze cirkel willen stappen en samen een korte keten creëren. In een korte keten kan je veel duidelijker uitleggen aan de consument dat je waardiger omgaat met de aarde en dan krijg je ook meer kwaliteit.”
Drie generaties gentech
Lammerts van Beuren definieert drie generaties gentechnieken. De eerste generatie is die van de ‘transgenese’ uit de begin jaren ’90, waarbij genen van het ene soort overgezet worden in het andere. Deze techniek werd opgevolgd door ‘cisgenese’, met deze techniek worden eigenschappen binnen de soort overgedragen. We hebben nu te maken met de derde generatie gentechnologie, waarbij nog preciezer gewerkt wordt doormiddel van New Genomic Technology (NGT) of ‘gene editing’.
Bron: https://www.ekoland.nl/artikel/803680-crispr-cas-doet-geen-recht-aan-het-leven/?tid=TIDP4323149X51BB972C27BF454F87A19DCC0DA29C33YI5&utm_campaign=2023_EL_Nieuwsbrief_wk32&utm_medium=Email&utm_source=E-mail&utm_content=20230811_EL_NB