‘We kunnen niet doorgaan met rechters belasten met het corrigeren van bestuurders of het laten doen wat die bestuurders nalaten’, zegt natuurbeschermer Henk Baptist in het DvhN.
Diverse rechtelijke uitspraken hebben de politiek en bestuurders flink op de vingers getikt. Denk hierbij aan de klimaat- en stikstofuitspraken die grote maatschappelijke gevolgen hebben. Daar zijn onlangs uitspraken over het gebruik van bestrijdingsmiddelen bijgekomen. Is de rechter met deze uitspraken op de stoel van de bestuurder gaan zitten zoals velen betogen? Soms. In bestuursrechtzaken niet en in civiele rechtszaken wel. En dat is maar goed ook.
Lelieteler
In bestuursrechtzaken kan iemand die het niet eens is met een besluit van een bestuursorgaan de rechter vragen om de rechtmatigheid van het besluit te toetsen. De rechter kijkt naar bestaande wetgeving en de vraag of bepalingen van toepassing zijn. Een voorbeeld is de zaak waarin een lelieteler vergunningplichtig werd bevonden onder de Wet natuurbescherming (2021). In deze zaak werd beweerd dat de rechter op de stoel van de bestuurder ging zitten. Dat is niet het geval; de rechter constateerde slechts dat de bestuurder de wettelijke regels onjuist uitvoerde.
In civiele rechtszaken gaat het om een conflict tussen twee partijen en wordt aan de rechter gevraagd een keus te maken, wat vaak neerkomt op een belangenafweging. Een voorbeeld is de zaak ‘Boterveen’, waarbij omwonenden de rechter verzochten om spuiten met bestrijdingsmiddelen op een perceel met lelies te verbieden. Hoewel de teler handelde volgens de gebruikelijke rechtsregels, veroorzaakte hij wel schade en overlast aan de omwonenden. In deze zaak hebben de rechters een belangenafweging gemaakt en het gebruik van een aantal bestrijdingsmiddelen op dat perceel verboden.
Bestrijdingsmiddelen
In beide zaken besloot de rechter dat er wetenschappelijke twijfel bestaat over de veiligheid van de toegelaten bestrijdingsmiddelen voor de natuur en de mens, ondanks de toelating door het College voor de toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (Ctgb). Er is steeds meer bewijs dat bestrijdingsmiddelen risico’s vormen voor natuur en omwonenden. De overheid blijft echter vasthouden aan de stelling dat goedgekeurde middelen niet schadelijk zijn.
De bestuursrechter bepaalt bij mogelijke schade aan Natura 2000-gebieden dat bestuurders wettelijk verplicht zijn aan te tonen dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen geen schade kan toebrengen aan de natuur. Provincies weigeren dit te doen. De rechter gaat niet op de stoel van de bestuurder zitten door te constateren dat deze zijn werk niet correct doet.
Bij civiele rechtszaken wegen rechters het aangetoonde risico van gezondheidsschade aan omwonenden af tegen het verdienvermogen van de teler. Hier doet de rechter wat bestuurders nalaten, namelijk bepalen of die schadelijkheid wel of niet toelaatbaar is.
Niet doorgaan
We kunnen niet doorgaan met rechters belasten met het corrigeren van bestuurders of het laten doen wat die bestuurders nalaten. De oorzaak van de conflicten moet worden weggenomen. Het gebruik van middelen die zich verspreiden tot in tuinen van derden of natuurgebieden moet, afhankelijk van de eigenschappen van het middel, geheel worden verboden of ruimtelijk worden beperkt. Niet alles kan overal.
Overleg met burgers en onafhankelijke wetenschappers is essentieel om tot oplossingen te komen. Helaas heeft de provincie Drenthe tot nu toe geweigerd om met bewoners hierover in overleg te treden, zoals bijvoorbeeld met Meten=Weten. Ik roep nieuwe bestuurders op om een andere koers te kiezen.