Inmiddels is het wel duidelijk dat gifstoffen gewasbeschermingsmiddelen te noemen niet terecht is. Het leidt af van wat de gevolgen zijn, dat pesticiden niet selectief zijn maar grote gevolgen hebben voor aantasting van het milieu. Het evenwicht tussen gewasbescherming en natuurbescherming is verloren gegaan. Er is voldoende wetenschappelijk bewijs dat verlies aan biodiversiteit zoals van populatie aan insecten het gevolg is van het gebruik van pesticiden. Het toelatingsbeleid van pesticiden geeft onvoldoende bescherming om de schade aan de natuur te voorkomen. Stoffen krijgen een toelating voor gebruik waarvan duidelijk is wat de risico’s op natuurschade zijn. In veiligheidsbladen staan humaan toxische risico’s beschreven maar ook de toxiciteit in het (aquatisch) milieu. De grote verspreiding in het milieu maar ook het langdurig achterblijven van werkzame stoffen of afbraakstoffen van deze pesticiden is niet verantwoord. Het opstellen van gebruiksvoorschriften voor toelating geeft onvoldoende bescherming voor mens, dier en milieu.
Het probleem is toch duidelijk.
Uit waterkwaliteitsrapportages van waterschappen zoals van Delfland en Schieland-Krimpenerwaard blijkt dat toelating onvoldoende bescherming geeft. Naast overschrijdingen van maximaal toegestane normen van pesticiden (ook van verboden stoffen) worden grote aantallen pesticiden gevonden, weliswaar onder de maximale toegestane norm, maar wel aanwezig in het oppervlaktewater. Slechts een kleine stap in toelating/gebruik wordt soms gezet om het zgn. stapelen van middelen te voorkomen. Voor vier stoffen (abamectine, deltamethrin, esfenvaleraat en chlorantraniliprole), waarvan wel gemeten is dat de toegelaten concentratie in het oppervlaktewater relatief vaak overschreden wordt, zijn door het College voor toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) maatregelen tegen het stapelen ingevoerd. Het gaat om middelen op basis van de werkzame stoffen die in meerdere teelten worden toegepast waarvoor nu een maximumdosering geldt van de hoeveelheid werkzame stof per hectare per jaar. Er wordt echter voorbij gegaan aan de grote hoeveelheid gevonden werkzame stoffen. Gezien de gemakkelijke verkrijgbaarheid van pesticiden, de slechte handhaafbaarheid en ook onnodig gebruik, is niet snel vermindering van emissie te verwachten met deze beperkte aanpassing voor toepassing/gebruik. Er moet veel meer worden gedaan om niet alleen overschrijding van de maximale toegelaten concentratie aan werkzame stof in het water te voorkomen. Ook tegen de grote hoeveelheid toxische stoffen in het milieu, weliswaar onder de toegestane norm, maar met langdurige schadelijkheid en zeer verspreid in lucht, bodem en water moet effectief worden opgetreden.
De verspreiding is een groot risico.
Toelating met gebruiksvoorschriften geven onvoldoende bescherming van het milieu. De verspreiding van pesticiden is grootschalig via bodem, lucht en vooral ook oppervlaktewater. Zo geeft hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard in haar jaarrapportage 2022 aan dat er 67 gewasbeschermingsmiddelen zijn aangetroffen waarvan 13 pesticiden met normoverschrijdingen. Deze stoffen worden aangetroffen waarbij het herleiden naar de bron (het gewas) niet nader wordt besproken. De directe bron is niet gemakkelijk te herleiden omdat deze gifstoffen zich breed verspreiden via bodem en oppervlaktewater zelfs waarvan je kunt stellen dat gebruik heeft plaatsgevonden in het teeltseizoen. Nadere toelichting en analyse worden niet gegeven en maken de rapportage onvolledig, de acute giftigheid van de norm overschrijdende gifstoffen zijn zware verontreinigingen maar ook de toxische druk van mengsels van de gifstoffen onder de toegestane norm is minstens zo schadelijk. Verspreiding van deze stoffen is onbeheersbaar waarbij het benoemen van deze stoffen als gewasbeschermingsmiddelen niet terecht is. Welke residuen daadwerkelijk in het ecosysteem en in mensen te vinden zijn, en welke effecten de mengsels van residuen op de gezondheid van ecosysteem en mens hebben, wordt nader onderzocht in het Europese onderzoeksprogramma SPRINT. Duidelijk is dat grote aantallen van (residu)stoffen worden teruggevonden in mens, dier en milieu waarvan niet herleid kan worden naar gebruik in een gewas maar wel zeer verspreid zijn in het milieu. Resten van gifstoffen zijn na vele jaren nog terug te vinden.
Kennis over de afbraak van gifstoffen.
Er worden nog steeds pesticiden toegelaten waarvan de halfwaardetijd niet bekend is en dus langdurig in het milieu achter kunnen blijven. Voor toelating wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van het Glastuinbouw Emissie Model maar zonder volledige opgave van afbraak zijn risico’s onvoldoende ter bescherming van het milieu. Een andere verklaring voor het vinden van een hoog aantal pesticiden in onder andere het oppervlaktewater is niet te geven. Als het gedrag in het milieu en de risico’s op verspreiding niet voldoende duidelijk zijn, zou toelating niet mogelijk moeten zijn. Op zijn minst is dan het hanteren van het voorzorgprincipe noodzakelijk om de natuur te beschermen. Maak dan toelating voor gewasbescherming ondergeschikt aan bescherming van de natuur, uiteindelijk is het ook onze ondergang. Wetenschappers wijzen vanuit onderzoek al tientallen jaren op de toxiciteit van gifstoffen voor de schadelijkheid op lange termijn ook bij lage concentraties (toxicoloog Dr. H.A.(Henk) Tennekes †2020). Giftigheid hangt hierbij niet alleen af van de dosis maar ook van de tijd van blootstelling. Voor veel gifstoffen bestaat geen veilige dosis zoals in het geval van de neonicotinoïden waarbij in de tijd functieverlies in het zenuwstel optreedt.
Onderzoekers zijn duidelijk over de risico’s
Europa legde in 2018 het gebruik van drie types neonicotinoïden aan banden nadat deze systemisch werkende middelen zeer schadelijk bleken voor o.a bijen. Deze stoffen hechten zich aan nicotine-acetylcholinereceptoren, waardoor de overdracht van prikkels verstoord raakt. Insecten verliezen hun beweeglijkheid en sterven uiteindelijk. Pesticiden op basis van neonicotinoïden zijn erg effectief, maar niet enkel tegen schadelijke insecten. Bijen, maar ook ongewervelde bodemdieren en vogels komen in de problemen door die stoffen. De chemische industrie werkt vervolgens aan nieuwe pesticiden voor de Europese markt. Deze middelen, bedoeld om pesticiden op basis van neonicotinoïden te vervangen, werken in op dezelfde neurale mechanismen bij insecten. De vrees is dan ook dat ze soortgelijke ongewenste neveneffecten hebben, vertelt de Lima e Silva, onderzoeker aan Wageningen University & Research. Er is nog maar weinig onderzoek naar de giftigheid van die stoffen. Maar aangezien ze op dezelfde manier te werk gaan, is het aannemelijk dat ze een vergelijkbare impact op het ecosysteem hebben. Sommige moleculen vertonen een omkeerbare binding met de receptoren, ze stapelen zich dus minder snel op. Maar dat wil niet zeggen dat de toxiciteit daarom lager is. Het probleem zit deels in de manier waarop men de risico’s van pesticiden inschat, verduidelijkt de Lima e Silva. Onderzoek gebeurt in een gecontroleerde omgeving. Maar dat zegt niets over de gevolgen op populaties insecten over verschillende generaties, of over bredere effecten op het ecosysteem. We zitten vast in soort tunnelvisie als het gaat om het ontwikkelen van gewasbeschermingsmiddelen.
Toelating
Ondanks intrekking van toelating van middelen worden tijdelijke ontheffingen gegeven aan het gebruik van deze systemisch werkende gifstoffen. In glastuinbouwgebieden worden deze stoffen dan vervolgens weer direct gevonden in het oppervlaktewater. Toelating wordt gegeven in de veronderstelling dat kassen gesloten zijn. De oppervlaktewaterrapportages van Delfland en HHSK maken duidelijk dat dit niet het geval is. Bij handhaving worden veel lekkages en technische gebreken geconstateerd. De roep om beschikbaarheid van deze middelen ook binnen I(ntegrated )P(est)M)anagement)of IPC(ontrol) zouden niet moeten worden gehonoreerd omdat het niet alleen om het toekennen van een middel gaat maar vooral om verantwoord gebruik in een (teelt)systeem. Water technische installaties zijn vaak technisch onvoldoende om emissie naar bodem en water te voorkomen, toelating op basis van rekenmodellen geeft onvoldoende bescherming gezien de vaststelling van gifstoffen in het milieu.
Cees van der Burg
Natuur-en Vogelwacht Rotta
Foto: Micro-opname van een watervlo (Jan Smith)